Skip to main content
Skip table of contents

Ventilo-convectoren - Verwarmen en koelen met twee zones

Use case

Je klant zal de ventilo-convectoren gebruiken om de ruimtes in de woning te verwarmen/koelen.
In dit voorbeeld gaan we ervan uit dat twee zones (ruimtes) aangestuurd moeten worden.
In dit voorbeeld is er één ventilo-convector in elke zone.

Elke zone is uitgerust met een zoneventiel dat wordt aangestuurd door een thermostaat.
Wanneer de zonethermostaat vraagt om te verwarmen, zal de ventilator van de ventilo-convector automatisch ingesteld worden op 60%.
Wanneer de zonethermostaat vraagt om te koelen, zal de ventilator van de ventilo-convector automatisch ingesteld worden op 100%.
De ventilator wordt automatisch uitgeschakeld als er geen verwarming of koeling gevraagd wordt.

Je klant wil de snelheid van de ventilator in de ventilo-convectoren handmatig aansturen met de Niko Home app:

  • laag (30%)

  • gemiddeld (60%)

  • hoog (100%)

  • boost (100% gedurende 15 minuten, verlaag vervolgens naar 60%)

Als thermostaat kun je gebruikmaken van drukknoppen met led(s) en comfortsensoren of Digital black 24v.

Deze procedure is gebaseerd op Niko Home Control programmeersoftware versie 2.22 of recenter.

Procedure

De bedieningen en toestellen creëren
  1. Creëer de thermostaten (THT1 tot THT2).

  2. Creëer de zoneventielen (VALVE1 en VALVE2).

  3. Creëer een verwarmingssysteem (H/C1).

  4. Creëer de analoge outputs (OUT1 en OUT2) om de ventilatoren aan te sturen.


Alt text


De routine verwarmen/koelen creëren

Creëer een routine Verwarmen/koelen per kring (ROUT1). Gebruik het volgende gedrag:

  • Selecteer het verwarmingssysteem (H/C1).

  • Bepaal de verwarmingszones. Combineer de juiste thermostaat met het corresponderende zoneventiel (THT1 en VALVE1, THT2 en VALVE2).

Alt text
De routines creëren

In Z1,

  1. Creëer een routine Sfeer (ROUT2) om de ventilatiesnelheid 'laag' in te stellen. Gebruik het volgende gedrag:

    1. Selecteer het toestel dat tot de routine behoort: analoge output OUT1

    2. Stel het parameterniveau in op 30%

  2. Creëer een routine Sfeer (ROUT3) om de ventilatiesnelheid 'gemiddeld' in te stellen. Gebruik het volgende gedrag:

    1. Selecteer het toestel dat tot de routine behoort: analoge output OUT1

    2. Stel het parameterniveau in op 60%

  3. Creëer een routine Sfeer (ROUT4) om de ventilatiesnelheid 'hoog' in te stellen. Gebruik het volgende gedrag:

    1. Selecteer het toestel dat tot de routine behoort: analoge output OUT1

    2. Stel het parameterniveau in op 'Aan'

  4. Creëer een Routine op maat (ROUT5) om de ventilatiesnelheid 'boost' in te stellen. Na 15 minuten wordt de ventilatie ingesteld op 'gemiddeld'. Gebruik het volgende gedrag:

    1. Toestel dat tot de routine behoort: analoge output OUT1

    2. Startgedrag: OUT1: Niveau = Aan, Dimtijd = 1 s, Vertraging = 0 s

    3. Stopgedrag: OUT1: Niveau = 60%, Dimtijd = 1 s, Vertraging = 0 s

    4. Vink "Stop deze routine automatisch ..." aan en stel de periode in op 15 minuten.


Alt text

Volg in Z2 de bovenstaande stappen maar gebruik de gegevens in de onderstaande tabel.

Type routine

In Z2

Sfeer

ROUT6, ROUT7 en ROUT8 met OUT2

Routine op maat

ROUT9 met OUT2



De voorwaarden creëren

Als verwarming/koeling in een zone nodig is, gaat er 230 V naar het zoneventiel, worden de ventilatoren ontgrendeld en wordt de ventilatiesnelheid ingesteld op 60% voor verwarming en 100% voor koeling.

Als verwarming/koeling in een zone niet meer nodig is, gaat er geen 230 V meer naar het zoneventiel en worden de ventilatoren gestopt en vergrendeld.

In Z1,

1. Creëer een voorwaarde (COND1) om de ventilatoren aan te sturen wanneer verwarming nodig is. Gebruik de volgende logica:

  • IF VALVE1= Open en ROUT1: Status = Verwarmingsmodus actief

  • THEN
    OUT1: Niveau = Ontgrendeld, Vertraging = 0 s
    OUT1: Niveau = 60%, Dimtijd = 1 s, Vertraging = 0,1 s

  • ELSE Laat leeg

2. Creëer een voorwaarde (COND2) om de ventilatoren aan te sturen wanneer koeling nodig is. Gebruik de volgende logica:

  • IF VALVE1= Open en ROUT1: Status = Koelingsmodus actief

  • THEN
    OUT1: Niveau = Ontgrendeld, Vertraging = 0 s
    OUT1: Niveau = Aan, Dimtijd = 1 s, Vertraging = 0,1 s

  • ELSE Laat leeg

3. Creëer een voorwaarde (COND3) om de ventilatoren aan te sturen wanneer verwarming/koeling niet langer nodig is. Gebruik de volgende logica:

  • IF VALVE1= Gesloten

  • THEN
    OUT1: Niveau = Uit, Dimtijd = 1 s, Vertraging = 0 s
    OUT1: Niveau = Vergrendeld, Vertraging = 0,1 s

  • ELSE Laat leeg


Alt text

Volg in Z2 de bovenstaande stappen om de volgende voorwaarden te creëren:


De kast vullen en de toestellen adresseren
  • Je kan maximaal vier zoneventielen toewijzen aan een verwarmings- of koelingsmodule 4E.
    Contact 5 van die module is een vraagcontact of een H/C-contact.

Vul de kast met ...

en adresseer de volgende toestellen ...

een verwarmings- of koelingsmodule 4E (MOD1)

  • de zoneventielen VALVE1 en VALVE2 (contact 1 tot 2 van de module).

  • het verwarmings-/koelingssysteem H/C1 (contact 5 van de module) (*)

    .

een analoge stuurmodule 0-10 V 2U (MOD2)

de analoge outputs OUT1 en OUT2.

een schakelmodule (3x) 2U (MOD3)

  • het verwarmings-/koelingssysteem H/C1 (**)

.

(*) Dit contact sluit wanneer een van de thermostaten verwarming vraagt en opent wanneer die koeling vraagt. Afhankelijk van het ontwerp van het verwarmings-/koelingssysteem moet dit contact mogelijk niet aangesloten worden op dat systeem.

(**) Dit contact sluit wanneer een van de thermostaten verwarming/koeling vraagt en opent wanneer geen enkele thermostaat verwarming/koeling vraagt. Afhankelijk van het ontwerp van het verwarmings-/koelingssysteem moet dit contact mogelijk niet aangesloten worden op het verwarmings-/koelingssysteem.


Voorbeeld

Klik hier om het programmeervoorbeeld te downloaden.
(FPE_027_222_1.nhc2 file).

Bekabelingsschema

Alt text


JavaScript errors detected

Please note, these errors can depend on your browser setup.

If this problem persists, please contact our support.