Skip to main content
Skip table of contents

Gedrag van inputs, outputs en acties

Een input is een bediening waarmee je iets start of stopzet, in- of uitschakelt, activeert of deactiveert. Voorbeelden: drukknop, bewegingsmelder, sensor … Een output is een verbruiker of belasting die een bediening aanstuurt. Voorbeelden: lamp, dimbare lamp, rolluik, zonwering, geschakeld stopcontact, ventilatie, verwarming …   

Met een actie koppel je een bediening met een verbruiker en bepaal je wat er moet gebeuren op welk tijdstip. Voorbeelden: lichten in- en uitschakelen, rolluiken ophalen en neerlaten, bepaalde sferen (combinatie van verschillende verbruikers in verschil- lende standen) activeren en deactiveren … Een actie bestaat uit een start- en eventueel stopgedrag:

• Het startgedrag vertelt wat er gebeurt als je een eerste keer op de bediening drukt die de actie activeert (als je de actie start).

• Het stopgedrag vertelt wat er gebeurt als je op de bediening drukt terwijl de actie uitgevoerd wordt (als je de actie stopzet).

Onder alarmen en meldingen kan je de boodschap wijzigen van geprogrammeerde alarmen of meldingen die door een actie worden gegenereerd. Deze kunnen gelinkt zijn aan een start- en/of stopgedrag. Met de Reset-knop maak je de wijzigingen die je deed aan een actie ongedaan. Deze actie neemt terug de waardes aan die je installateur programmeerde.

Om naar het gedrag van een actie te gaan:

1. Klik kort op een locatie in het startscherm. De acties die de installateur toegewezen heeft aan de aangeklikte locatie, verschijnen (zie rubriek “Naam van een actie”).

2. Klik kort op een actie. Je krijgt een overzicht van alles wat er in de aangeklikte actie aanwezig is: bedieningen, voorwaarden, tijdsautomatisering, verlichting, motoren en andere (ventilatie, verwarming …), geprogrammeerde alarmen en meldingen en de mogelijkheid om de actie te resetten.

Voorbeeld 1:  Dimmerwaarde wijzigen

1. Klik op de actie waarmee je de lamp (output) dimt.

2. Klik op de lamp (onder verlichting) waarvan je de dim- waarde wilt wijzigen. Het start- en eventueel stopgedrag met alle aanpasbare waarden verschijnt:

3. Versleep het gele blokje van de instelling die je wilt wijzi- gen:

• na: Je wijzigt de vertragingstijd waarmee de dimmer reageert.

• tot: Je wijzigt de status die de dimmer krijgt na activa- tie.

• traag (medium of snel): Je wijzigt de snelheid waar- mee het gedimde licht van 0 naar 100% dimt.

4. Klik op het kruisje rechtsboven om de wijzigingen op te slaan en het venster te sluiten.

Voorbeeld 2: Rolluikstand wijzigen

1. Klik op de actie waarmee je het rolluik activeert.

2. Klik op het rolluik (onder motoren) waarvan je de stand wilt wijzigen. Het start- en eventueel stopgedrag met alle aanpasbare waarden verschijnt:

3. Versleep het gele blokje van de instelling die je wilt wijzigen:

• na: Je wijzigt de vertragingstijd waarmee het rolluik reageert.

• tot: Je wijzigt de stand die het rolluik krijgt na activatie.

•  open in en dicht in: Je wijzigt de looptijd van het rolluik, de zonwering of de poort.

Opgelet: De looptijd is de tijd die een gemotoriseerde belasting (output) nodig heeft om te openen of te slui- ten. Deze looptijd is afhankelijk van het gebruikte type motor. Je stelt een waarde in die zo dicht mogelijk de reële tijd benadert. Zo zorg je ervoor dat de Niko Home Control installatie deze tijd herkent. Je kunt de motor niet sneller of trager laten werken door de looptijd te wijzigen.

4. Klik op het kruisje rechtsboven om de wijzigingen op te slaan en het venster te sluiten.

Voorbeeld 3:  Vertragingstijd wijzigen

Je kunt een vertragingstijd toewijzen aan het gedrag van een actie, wat er bijvoorbeeld voor zorgt dat het ene licht meteen inschakelt en het andere pas enkele seconden of minuten (vertragingstijd) na activering. Of dat de verlichting gedurende de ingestelde vertragingstijd ingeschakeld blijft nadat de bewegingsmelder de laatste beweging gedetecteerd heeft. Zodra de vertra- gingstijd verstreken is, schakelt de verlichting uit. Opgelet: De vertragingstijd is incrementeel weergegeven: de werkelijke vertragingstijd per belasting wordt bepaald door de ingestelde vertragingstijden van alle belastingen ervoor op te tellen. Opgelet: Je kunt de vertragingstijd alleen wijzigen als deze waarde niet gelijk is aan 0.

1. Klik op de actie waarmee je de belasting activeert.

2. Klik op de belasting waarvan je de vertragingstijd wilt wijzigen. Het start- en eventueel stopgedrag met alle aanpasbare waarden verschijnt, waaronder de vertragingstijd:

3. Versleep het gele blokje van de instelling tot je de ge- wenste waarde bereikt hebt.

4. Klik op het kruisje rechtsboven om de wijzigingen op te slaan en het venster te sluiten.

Voorbeeld 4: Boosttijd van ventilatiesysteem wijzigen

Met de Niko Home Control ventilatiebediening activeer je de laagste, normale of hoogste stand van het centrale ventilatiesys- teem. Je activeert de hoogste stand voor een vooraf ingestelde tijd (boosttijd) met de actieknop rechtsonder op deze bediening. Deze boosttijd kun je hier instellen. Nadien keert de installatie terug naar de geprogrammeerde ventilatiestand.

1. Klik op de actie waarmee je het centrale ventilatiesys- teem aanstuurt.

2. Klik op de belasting (onder andere) waarvan je de boosttijd wilt wijzigen.

3. Versleep het gele blokje tot je de gewenste boosttijd bereikt hebt.

4. Klik op het kruisje rechtsboven om de wijzigingen op te slaan en het venster te sluiten.

Voorbeeld 5: Bedieningstijd wijzigen van input bij lang  drukken

1. Klik op de actie die je activeert door op deze drukknop lang te drukken.

2. Klik op de bediening (onder bedieningen) waarvan je de bedieningstijd  wilt wijzigen.

3. Versleep het gele blokje tot je de gewenste bedienings- tijd bereikt hebt.

Een vaak gebruikte waarde hiervoor is twee tot drie seconden. Deze bedieningstijd is voldoende lang zodat je de actie niet activeert door verkeerd (kort) op de bediening te drukken.

4. Klik op het kruisje rechtsboven om de wijzigingen op te slaan en het venster te sluiten.

Voorbeeld 6:  Lichtdrempel van een minimelder aanpassen

1. Klik op de actie die je activeert met de minimelder.

2. Klik op de minimelder (onder bedieningen en/of voor- waarden) waarvan je de lichtdrempel wilt wijzigen. Als de minimelder een bediening is, kan je hier ook de uitschakelvertraging   wijzigen. Als de minimelder een voorwaarde is, kan je enkel de lichtdrempel aanpassen.

3. Versleep het gele blokje tot je de gewenste lichtdrempel bereikt hebt.

4. Klik op het kruisje rechtsboven om de wijzigingen op te slaan en het pop-upvenster te sluiten.

JavaScript errors detected

Please note, these errors can depend on your browser setup.

If this problem persists, please contact our support.