Skip to main content
Skip table of contents

Jaga - Verwarming met zes zones

Use case

Je klant heeft een van de volgende radiatorsystemen van Jaga met 6 zones:

  • een Strada Hybrid of Clima Canal met een Jaga Dynamic Product Controller of

  • een Briza

Elke zone is uitgerust met een zoneventiel dat wordt aangestuurd door een thermostaat. 

Als er verwarming wordt gevraagd, wil je klant de snelheid van de ventilatoren op de radiatoren aansturen met de Niko Home app:

  • laag (30%)

  • gemiddeld (60%)

  • hoog (100%)

  • boost (100% gedurende 15 min)

Als er geen verwarming wordt gevraagd, kan je klant de ventilatoren niet activeren.

Je kunt ook drukknoppen met led(s) en comfortsensoren gebruiken in plaats van thermostaten, of een combinatie van beide.

Procedure

De bedieningen en toestellen creëren
  1. Creëer de thermostaten (THT1 tot THT6).

  2. Creëer de zoneventielen (VALVE1 tot VALVE6).

  3. Creëer een verwarmingssysteem (H/C1).

  4. Creëer de digitale sensoren (SENS1 tot SENS6) als er verwarming wordt gevraagd.

  5. Creëer de andere geschakelde toestellen (OUT1 tot OUT6) om de 230 V naar de zoneventielen te sturen.

  6. Creëer de analoge outputs (OUT7 tot OUT12) om de ventilatoren aan te sturen.


De routine creëren

Creëer een routine Verwarmen/koelen per circuit (ROUT1). Gebruik het volgende gedrag:

  • Selecteer het verwarmingssysteem (H/C1).

  • Bepaal de verwarmingszones. Combineer de juiste thermostaat met het corresponderende zoneventiel (THT1 en VALVE1, THT2 en VALVE2, ...).

  • (optioneel) Creëer meldingen.


De routines creëren

In Z1,

  1. Creëer een routine Sfeer (ROUT2) om de ventilatiesnelheid 'laag' in te stellen. Gebruik het volgende gedrag:

    1. Selecteer het toestel dat deel uitmaakt van de routine: analoge output OUT7

    2. Stel het parameterniveau in op 30%

  2. Creëer een routine Sfeer (ROUT3) om de ventilatiesnelheid 'gemiddeld' in te stellen. Gebruik het volgende gedrag:

    1. Selecteer het toestel dat deel uitmaakt van de routine: analoge output OUT7

    2. Stel het parameterniveau in op 60%

  3. Creëer een routine Sfeer (ROUT4) om de ventilatiesnelheid 'hoog' in te stellen. Gebruik het volgende gedrag:

    1. Selecteer het toestel dat deel uitmaakt van de routine: analoge output OUT7

    2. Stel het parameterniveau in op 'Aan'

  4. Creëer een Routine op maat (ROUT5) om de ventilatiesnelheid 'boost' in te stellen. Na 15 minuten wordt de ventilatie ingesteld op 'gemiddeld'. Gebruik het volgende gedrag:

    1. Toestel dat deel uitmaakt van de routine: analoge output OUT7

    2. Startgedrag: OUT7: Niveau = Aan, Dimtijd = 1 s, Vertraging = 0 s

    3. Stopgedrag: OUT7: Niveau = 60%, Dimtijd = 1 s, Vertraging = 0 s

    4. Vink "SDeze routine automatisch na een bepaalde tijd stoppen" aan en stel de periode in op 15 minuten.

Volg in Z2 tot Z6 de bovenstaande stappen maar gebruik de gegevens in de onderstaande tabel.

Type routine

In Z2

In Z3

In Z4

In Z5

In Z6

Sfeer

ROUT6, ROUT7 en ROUT8 met OUT8

ROUT10, ROUT11 en ROUT12 met OUT9

ROUT14, ROUT15 en ROUT16 met OUT10

ROUT18, ROUT19 en ROUT20 met OUT11

ROUT22, ROUT23 en ROUT24 met OUT12

Routine op maat

ROUT9 met OUT8

ROUT13 met OUT9

ROUT17 met OUT10

ROUT21 met OUT11

ROUT25 met OUT12



De voorwaarden creëren

Als verwarming in een zone nodig is, gaat er 230 V naar het zoneventiel, worden de ventilatoren ontgrendeld en wordt de ventilatiesnelheid ingesteld op 60%.

Als verwarming in een zone niet meer nodig is, gaat er geen 230 V meer naar het zoneventiel en worden de ventilatoren vergrendeld en gestopt.

Creëer in Z1 een voorwaarde (COND1) om de ventilatoren aan te sturen. Gebruik de volgende logica:

  • IF SENS1 = Waar

  • THEN
    OUT1: Waarde = Aan, Vertraging = 0s
    OUT7: Niveau = Ontgrendeld, Vertraging = 0 s
    OUT7: Niveau = 60%, Dimtijd = 1 s, Vertraging = 0,1 s

  • ELSE
    OUT1: Waarde = Uit, Vertraging = 0s
    OUT7: Niveau = Uit, Dimtijd = 1 s, Vertraging = 0 s
    OUT7: Niveau = Vergrendeld, Vertraging = 0,1 s


Volg in Z2 tot Z6 de bovenstaande stappen maar gebruik de gegevens in de onderstaande tabel.

In Z2

In Z3

In Z4

In Z5

In Z6

COND2 met SENS2, OUT2 en OUT8

COND3 met SENS3, OUT3 en OUT9

COND4 met SENS4, OUT4 en OUT10

COND5 met SENS5, OUT5 en OUT11

COND6 met SENS6, OUT6 en OUT12



De kast vullen en de toestellen adresseren
  • Je kan maar vier zoneventielen adresseren aan een verwarmings- of koelingsmodule 4U. Contact 5 van de module is een H/C-contact.

  • Adresseer het verwarmingssysteem altijd aan de eerste verwarmings- of koelingsmodule in de kast (contact 5).

Vul de kast met ...

en adresseer de volgende toestellen ...

een verwarmings- of koelingsmodule 4U (MOD1)

  • de zoneventielen VALVE1 tot VALVE4 (contact 1 tot 4 van de module).

  • het verwarmingssysteem H/C1 (contact 5 van de module) (*) (**).

een verwarmings- of koelingsmodule 4U (MOD2)

de zoneventielen VALVE5 en VALVE6.

een digitale sensormodule 2U (MOD3)

de digitale sensoren SENS1 tot SENS3.

een digitale sensormodule 2U (MOD4)

de digitale sensoren SENS4 tot SENS6.

een analoge stuurmodule 0-10 V 2U (MOD5)

de analoge outputs OUT7 tot OUT9.

een analoge stuurmodule 0-10 V 2U (MOD6)

de analoge outputs OUT10 tot OUT12.

railkoppeling (MOD7)

/

een schakelmodule (6x) 4U (MOD8)

de andere geschakelde apparaten OUT1 tot OUT6.

(*) Dit contact wordt niet fysiek gebruikt in de installatie.

(**) Het contact sluit wanneer een van de thermostaten verwarming vraagt.


Voorbeeld

Klik hier om het programmeervoorbeeld te downloaden.
(FPE_026_216_1.nhc2-bestand).


Aansluitschema

JavaScript errors detected

Please note, these errors can depend on your browser setup.

If this problem persists, please contact our support.